Wat betekent parlare in Italiaans?

Wat is de betekenis van het woord parlare in Italiaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van parlare in Italiaans.

Het woord parlare in Italiaans betekent spreken, spreken, praten, spreken, praten, spreken, spreken, zeggen, een toespraak houden, spreken, communiceren, bekennen, opbiechten, een lezing geven, een toespraak houden, zeggen, betekenen, vertellen, onthullen, praten, spreken, woorden, loze woorden, manier van spreken, praten met, spreken met, praten tegen, spreken tegen, praten over, spreken over, discussiëren over, zwijgend, taalgebruik, dubbelzinnig zijn, dichtslaan, dichtklappen, ter sprake brengen, zich voorstellen als, zich voordoen als, gepraat, het woord voeren, het woord doen, spreken met, niet beginnen over, loven, roemen, prijzen, kwaadspreken over, duidelijke taal spreken, duidelijke taal gebruiken, goed spreken over, het met elkaar eens zijn, onophoudelijk praten, babbelen, keuvelen, brabbelen, wauwelen, bazelen, leuteren, doorzeuren, doordrammen, doorkwebbelen, vrijuit spreken, harder spreken, luider spreken, bespreken, praten over, eruit flappen, kwaadspreken over, uitspreken, overstemmen, bepraten, bespreken, gepraat over het werk, lispelen, slissen, lijzig spreken, eruit flappen, je stem laten horen, uitkomen bij, beginnen over, op iets ingaan, bekwaam in, vaardig in, enthousiast zijn, geestdriftig zijn, gaan over, overdreven doen, afdwalen, opscheppen, grootspreken, toespreken, dissen, afzeiken, beginnen over, , zichzelf goed uitdrukken, kleppen, kwekken, kraken, krassen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord parlare

spreken

verbo intransitivo

L'insegnante ha chiesto allo studente di parlare.

spreken, praten

verbo intransitivo

Hanno parlato molte ore al telefono.

spreken

verbo transitivo o transitivo pronominale

Parla inglese?

praten, spreken

verbo intransitivo

Sono contento di averti incontrato. Possiamo parlare?

spreken, zeggen

verbo intransitivo

Non tenere la tua opinione per te: parla!

een toespraak houden

verbo intransitivo

Il presidente è il prossimo a parlare.

spreken, communiceren

verbo intransitivo

Sa davvero come parlare.

bekennen, opbiechten

(svelare)

Dopo quattro ore di interrogatorio finalmente il testimone ha parlato.

een lezing geven, een toespraak houden

verbo intransitivo

L'ambasciatore stasera parlerà all'università.

zeggen, betekenen

verbo intransitivo

I fatti dicono di più delle parole.

vertellen, onthullen

verbo intransitivo (confessare)

L'ho interrogato, ma non ha voluto parlare.

praten, spreken

Parliamo solo una volta al mese.

woorden, loze woorden

Le parole non sono abbastanza. Devi fare qualcosa al riguardo.

manier van spreken

Dalla sua parlata si capiva bene che era di New York.

praten met, spreken met, praten tegen, spreken tegen

verbo intransitivo

Parla ai suoi animali anche se questi non le rispondono.

praten over, spreken over, discussiëren over

Abbiamo parlato del film che avevamo appena visto.

zwijgend

avverbio

Gli studenti stavano seduti in classe silenziosamente.

taalgebruik

dubbelzinnig zijn

dichtslaan, dichtklappen

(informeel)

Non appena si accorge che tutti lo stanno ascoltando si zittisce.
Zodra hij doorheeft dat iedereen naar hem luistert slaat hij dicht.

ter sprake brengen

zich voorstellen als, zich voordoen als

Larry si presentava come un esperto.

gepraat

sostantivo maschile

Il suono del parlare si sentiva da fuori l'aula.

het woord voeren, het woord doen

Porterò avanti da solo la trattativa quando arriveremo alla negoziazione del prezzo.

spreken met

verbo transitivo o transitivo pronominale

Se vuoi ristrutturare la tua cucina dovresti parlare con mio fratello che lo ha fatto l'anno scorso.
Ik wil dat je je keuken renoveert, je moet eens spreken met mijn broer, hij heeft dat vorig jaar gedaan.

niet beginnen over

verbo transitivo o transitivo pronominale

Non aveva detto niente dell'operazione a cui avrebbe dovuto sottoporsi, per paura che la famiglia si preoccupasse.

loven, roemen, prijzen

verbo intransitivo

Hai delle buone raccomandazioni: il signor Jones ha parlato molto bene di te.

kwaadspreken over

verbo intransitivo

Non dovresti parlare male di qualcuno che non è presente. Non sta bene parlare male dei morti.

duidelijke taal spreken, duidelijke taal gebruiken

verbo intransitivo

Parlò apertamente del problema della parità fra uomini e donne. Lui parla con franchezza, senza paura di offendere qualcuno.

goed spreken over

verbo intransitivo

È necessario che i tuoi clienti parlino bene di te ai loro amici e conoscenti.

het met elkaar eens zijn

(figurato: essere d'accordo)

Non sempre vediamo le cose allo stesso modo.

onophoudelijk praten

verbo intransitivo

Vorrei che non parlassi senza sosta tutto il tempo; faccio fatica a concentrarmi.

babbelen, keuvelen

(figurato, informale)

brabbelen

verbo intransitivo

wauwelen, bazelen, leuteren

(informeel)

doorzeuren, doordrammen

verbo riflessivo o intransitivo pronominale

Sono sgattaiolato dal fondo della sala mentre lei si stava dilungando nel parlare.

doorkwebbelen

(informeel)

vrijuit spreken

Fai sentire la tua voce se la questione ti sta a cuore.

harder spreken, luider spreken

verbo intransitivo

Per favore parla più forte, non ti riesco a sentire!

bespreken, praten over

Hanno discusso di politica per un'ora.

eruit flappen

kwaadspreken over

verbo intransitivo

uitspreken

Ik geloof zijn excuus niet maar ik zal hem laten uitspreken.

overstemmen

verbo intransitivo

Jennifer ha provato a parlare all'assemblea ma i delegati le hanno parlato sopra.

bepraten, bespreken

verbo intransitivo

gepraat over het werk

verbo intransitivo (fuori dall'orario lavorativo)

lispelen, slissen

Tutti i suoi compagni di scuola prendono in giro mio figlio perché parla in modo bleso.

lijzig spreken

eruit flappen

verbo intransitivo

La signora Wilson parla sempre in modo indiscreto di quello che fanno i suoi vicini.

je stem laten horen

(figurato: opinione) (fig., informeel)

uitkomen bij

(figuurlijk)

beginnen over

verbo intransitivo

Il mio capo si mette sempre sulla difensiva quando passiamo a parlare del tema aumento della paga.
Mijn baas wordt altijd defensief als we over het onderwerp loonsverhoging beginnen.

op iets ingaan

verbo intransitivo (figuurlijk)

È una lunga storia: non iniziamo a parlarne adesso.
Het is een lang verhaal; laten we er nu niet op ingaan.

bekwaam in, vaardig in

verbo transitivo o transitivo pronominale (una lingua) (spreken van een taal)

Lei ha un'ottima padronanza di francese e tedesco e conosce un po' di giapponese.

enthousiast zijn, geestdriftig zijn

verbo intransitivo

gaan over

Questo libro tratta di storia.

overdreven doen

verbo intransitivo

È da poco che Gary esce con quella ragazza e già ne parla enfaticamente.

afdwalen

verbo intransitivo (figuurlijk: praten)

Temevo di addormentarmi mentre sproloquiava.

opscheppen, grootspreken

toespreken

verbo intransitivo

Il presidente parlerà alla nazione martedì.

dissen, afzeiken

(slang)

beginnen over

verbo intransitivo

Una volta che Dave inizia a parlare di politica, non sta più zitto!

verbo transitivo o transitivo pronominale (con rabbia)

Venerdì sera, Matt è tornato a casa tardi e sua moglie non ha ancora smesso di parlarne.

zichzelf goed uitdrukken

verbo intransitivo

Avendo fatto pratica in precedenza, al momento dell'esposizione della propria relazione, Joseph seppe parlare in maniera ottimale.

kleppen, kwekken

verbo transitivo o transitivo pronominale (informeel)

Era più di un'ora che Jared parlava senza sosta e i suoi amici non ce la facevano più.

kraken, krassen

verbo intransitivo (figuurlijk)

Monica ha perso la voce e ha parlato con voce stridula per giorni.

Laten we Italiaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van parlare in Italiaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Italiaans.

Ken je iets van Italiaans

Italiaans (italiano) is een Romaanse taal en wordt gesproken door ongeveer 70 miljoen mensen, van wie de meesten in Italië wonen. Italiaans gebruikt het Latijnse alfabet. De letters J, K, W, X en Y komen niet voor in het standaard Italiaanse alfabet, maar komen wel voor in leenwoorden uit het Italiaans. Italiaans is de tweede meest gesproken taal in de Europese Unie met 67 miljoen sprekers (15% van de EU-bevolking) en het wordt als tweede taal gesproken door 13,4 miljoen EU-burgers (3%). Italiaans is de belangrijkste werktaal van de Heilige Stoel en dient als de lingua franca in de rooms-katholieke hiërarchie. Een belangrijke gebeurtenis die heeft bijgedragen aan de verspreiding van het Italiaans was de verovering en bezetting van Italië door Napoleon in het begin van de 19e eeuw. Deze verovering stimuleerde de eenwording van Italië enkele decennia later en duwde de taal van de Italiaanse taal. Italiaans werd een taal die niet alleen werd gebruikt door secretarissen, aristocraten en de Italiaanse rechtbanken, maar ook door de bourgeoisie.